Auteursrechtuitleg



Er wordt veel gezegd en geschreven over het auteursrecht. Iedereen die een ‘origineel werk van letterkunde, wetenschap of kunst’ maakt of wil gebruiken, heeft in principe te maken met de Auteurswet. Artiesten en producenten hebben rechten via de Wet op de Naburige Rechten. Maar hoe werkt dat eigenlijk?

Het auteursrecht vervult vele functies. Om hoogleraar Informatierecht Bernt Hugenholtz te citeren: “Het auteursrecht is er natuurlijk niet alleen voor de auteurs (of voor de exploitanten), het is er voor ons allemaal. Het auteursrecht vervult een veelheid aan maatschappelijke en economische functies: het bevordert de productie van cultuur­goederen, het stimuleert de informatie-­economie, het houdt juristen van de straat, enzovoorts. Een van de belangrijkste functies is misschien wel dat het auteurs in staat stelt zelfstandig van hun werk te leven, zonder te hoeven dansen naar de pijpen van een baas, een opdrachtgever, een suikeroom of vadertje staat. Het is belangrijk deze kwetsbare groep in stand te houden − voor de diversiteit van onze cultuur, voor de pluraliteit van het informatieaanbod, als remedie tegen de voortgaande mediaconcentratie, voor onze democratie.”1

Maar hoe werkt het auteursrecht?

Een aantal hoofdlijnen:

Auteursrecht

Iedereen die een ‘origineel werk van letterkunde, wetenschap of kunst’ maakt of wil gebruiken, heeft in principe te maken met de Auteurswet. De maker van een werk, bijvoorbeeld de componist/ tekstschrijver van een liedje, een journalist, een fotograaf of een beeldend kunstenaar, heeft vanwege deze wet het exclusieve recht zijn werk openbaar te maken of te verveelvoudigen. Dit recht geldt tot zeventig jaar na de dood van de (langstlevende) maker.

Het auteursrecht rust alleen op de ‘specifieke vorm’ van een werk. Op een idee, een wetenschappelijke stelling of een stijl kan geen auteursrecht rusten.

De maker
In eerste instantie, ‘tot het tegendeel bewezen is’, gaat de wet ervan uit dat degene die bij publicatie van een werk als zodanig wordt vermeld de maker is. De maker is in eerste instantie ook de auteursrechthebbende. En in het geval dat meerdere makers samen een werk creëren, krijgen zij – afhankelijk van ieders creatieve inbreng – een gemeenschappelijk auteursrecht over het werk. Als zij elk een apart deel van het werk hebben gemaakt, bijvoorbeeld tekst en muziek, of tekst en illustraties bij een kinderboek, dan hebben zij ieder het auteursrecht op het door hen gemaakte deel.

Een uitzondering bestaat in het geval van een dienstbetrekking. Als de auteur uit hoofde van zijn dienstbetrekking een werk maakt dan wordt, tenzij anders is afgesproken, de werkgever als ‘maker’ beschouwd. In veel buitenlanden is dit niet het geval.

Als men ten slotte het werk van iemand anders bewerkt, bijvoorbeeld door een vertaling te maken, een boek te verfilmen of een liedje van een andere tekst te voorzien, krijgt de maker van de bewerking zelf het auteursrecht op die bewerking. Maar daarnaast blijft ook het originele auteursrecht volledig bestaan.

Openbaarmaking en verveelvoudiging
In feite betekent het exclusieve recht op openbaarmaking en verveelvoudiging dat alleen de maker het beschermde werk openbaar mag maken (bijvoorbeeld door een liedje in het openbaar te laten horen) en mag verveelvoudigen (door het in een boek of krant te drukken, of bijvoorbeeld door hetzelfde liedje ook op cd uit te brengen). Ieder ander heeft daarvoor in principe zijn toestemming nodig. In de praktijk betekent dit meestal dat de auteursrechthebbende pas toestemming geeft als hem in ruil daarvoor een vergoeding wordt betaald. Soms vooraf, bij werk in opdracht, soms bij de exploitatie, via een uitgever, een producent, of via een collectieve beheersorganisatie (CBO).

Persoonlijkheidsrecht
Een derde basisrecht (naast het recht tot openbaarmaking en het recht tot verveelvoudiging) dat onder het auteursrecht valt, is het zogenaamde persoonlijkheidsrecht. Dit recht is voor het grootste deel niet overdraagbaar. Wat de maker ook doet en welke contracten hij ook ondertekent, hij behoudt in principe altijd zijn persoonlijkheidsrecht. Dit recht beschermt de maker tegen ongewenste vervormingen van zijn werk en geeft hem de mogelijkheid op te treden tegen publicatie van zijn werk onder de naam van een ander, of publicatie van het werk onder een andere dan de originele titel. Aan het persoonlijkheidsrecht valt in principe niets te verdienen; het is alleen een bescherming van de goede naam van de maker. Toch is dit een steeds belangrijker uitgangspunt, zeker in de huidige tijd, waarin kopiëren en bewerken steeds eenvoudiger is geworden.

Uitzonderingen
Op het exclusieve recht van de maker bestaan diverse belangrijke uitzonderingen. Uitzonderingen die tot doel hebben de maker bij (commerciële) exploitatie recht op een eerlijke vergoeding te laten behouden, maar het maatschappelijk belang evenwichtig mee te wegen. Zo bestaan uitzonderingen voor nieuwsgaring, voor onderwijs, het citaatrecht (voor citeren binnen onder meer polemieken en aankondigingen). Voor het uitlenen in bibliotheken is het verbodsrecht omgezet in een vergoedingsrecht: is een boek, tijdschrift, cd of dvd gepubliceerd, dan mogen bibliotheken de werken uitlenen, zolang zij een vastgestelde vergoeding per uitlening betalen. Hetzelfde geldt voor het maken van kopieën voor eigen gebruik door consumenten (de thuiskopieregeling) en het maken van fotokopieën (het reprorecht). Dit zijn belangrijke uitzonderingen omdat zij gebruik mogelijk maken, maar makers en exploitanten wel een vergoeding bieden.

Collectief beheer
Veel van deze vergoedingen worden namens rechthebbenden geïnd en op basis van gebruiksgegevens verdeeld door collectieve beheersorganisaties (CBO’s), zoals Stichting de ThuiskopieStichting LeenrechtStichting ReprorechtBumaStemraLiraNORMAVEVAMPictoright en FEMU. Voordeel van collectief beheer is dat de gebruiker een centraal adres heeft: een one-stop-shop, waar hij tegen openbaar bekende tarieven licenties kan krijgen. Voordeel is ook dat makers niet zelf gebruik van hun werk hoeven te controleren. Nadeel is dat zij niet langer bepaald gebruik kunnen verbieden, hoewel de maker altijd beroep kan blijven doen op zijn persoonlijkheids­recht, als zijn goede naam en faam in gevaar komt. In het geval van verplicht collectief beheer (bij wettelijke uitzonde­ringen) heeft de maker daarin geen keuze. In het geval van vrijwillig collectief beheer (zoals de hoofdzaak van de exploitaties door Buma en Stemra) kan een auteur kiezen zijn rechten zelf te beheren, of zijn rechten door een CBO in Nederland of in het buitenland te laten exploiteren.

Filmwerken
Een andere uitzondering op de rege­l is het filmartikel (artikel 45) in de Auteurswet. Hierin wordt een ‘vermoeden van overdracht’ geïntroduceerd: omdat er een enorme hoeveelheid auteursrechthebbenden, uitvoerend kunstenaars en andere rechthebbenden bij een filmwerk betrokken zijn, centreert­ de wet in beginsel de exploitatiebevoegdheid bij de filmproducent. De filmmaker kan andere afspraken maken, maar dat is ongebruikelijk. ‘Pre-existing works’, werken die al bestonden voorafgaand aan de film en daarin bewerkt of gebruikt worden, vallen net als muziekwerken buiten dit vermoeden van overdracht. De wet bepaalt dat filmmakers via de producent recht hebben op een billijke vergoeding, mits ze hun exploitatierechten hebben overgedragen aan de producent. Filmmakers hebben daarnaast recht op een proportionele billijke vergoeding voor uitzendingen, mits ze deze rechten hebben overgedragen aan de producent.

Het recht op een billijke vergoeding wordt uitgeoefend door een CBO. Voor scenaristen is dat Lira, voor regisseurs VEVAM, voor acteurs en musici NORMA en voor overige makers (zoals cameramensen) FAIR. Voor bioscoopvertoningen en voor Video on Demand (VOD), de exploitatievorm van de toekomst, geldt deze wettelijke collectieve vergoeding (tot op heden) niet. Voor VOD worden op dit moment onderhandelingen gevoerd om tot een vrijwillig collectief beheerde vergoeding voor Nederlandse werken te komen.

Volgrecht
Sinds 1 april 2006 is in Nederland het volgrecht van kracht. Volgrecht is het recht van de maker van een origineel kunstwerk om een klein percentage van de verkoopprijs te ontvangen bij doorverkoop van zijn werk via de professionele kunsthandel. Op die wijze kan een beeldend kunstenaar meeprofiteren van waardevermeerdering van zijn werk.

De vergoeding is een percentage van de verkoopprijs. Hoe hoog dit percentage is hangt af van de prijs waarvoor het kunstwerk is doorverkocht. Hoe hoger de verkoopprijs, hoe lager het percentage. De vergoeding zal nooit hoger zijn dan 12.500 euro. Geen vergoeding is verschuldigd bij onder meer een verkoopprijs die lager is dan 3.000 euro, of bij verkoop binnen drie jaar na aanschaf rechtstreeks van de kunstenaar voor een verkoopprijs lager dan 10.000 euro. De meeste binnenlandse en ook veel buitenlandse kunstenaars laten hun volgrecht incasseren via Pictoright, de auteursrechtenorganisatie voor visuele makers. Want ook hier geldt: voor een maker is moeilijk doorverkopen van zijn werk zelf bij te houden.

Naburig recht

Naast het auteursrecht staat het naburig recht. Het naburig recht geeft uitvoerend kunstenaars (onder meer musici, dansers en acteurs) rechten op de opname van hun werk, zoals het auteursrecht schrijvers en componisten rechten op hun werk geeft. De Wet op de Naburige Rechten regelt bijvoorbeeld dat zonder toestemming van de uitvoerend kunstenaar geen opname van zijn werk mag worden geëxploiteerd. Ook geeft het naburig recht de eigenaar van de opname (de producent) gelijksoortige rechten. Op basis van zijn naburige rechten sluit een muzikant of acteur een overeenkomst met een producent, waarin zijn vergoeding geregeld wordt. Daarnaast zijn onder meer de leenrecht- en thuiskopie-excepties uit het auteursrecht ook op het naburig recht van toepassing. Het naburig recht op audio-opnamen is geldig tot zeventig jaar na eerste openbaarmaking; het naburig recht op audiovisuele opnamen is geldig tot vijftig jaar na eerste openbaarmaking.

Ook in het naburig recht zijn persoonlijkheidsrechten opgenomen. Het is echter ruimer mogelijk daarvan afstand te doen. Alleen het recht op te treden tegen verminkingen en aantasting van de goede naam en faam van de uitvoerend kunstenaar blijft altijd geldig en is niet ‘weg te tekenen’.

Collectieve vergoeding voor musici
Een belangrijk artikel in de Wet op de Naburige Rechten is artikel 7: als een muzikant eenmaal toestemming heeft gegeven voor een openbaarmaking van een “voor commerciële doeleinden uitgebracht fonogram of een reproductie daarvan” (is er bijvoorbeeld met zijn toestemming een cd verschenen), dan heeft hij niet meer het recht om een uitzending van die opname te verbieden. Ook de producent kan daar niet zelf over onderhandelen nadat hij eenmaal een opname in het verkeer heeft gebracht. De omroep die de opname wil uitzenden, of het café dat liedjes draaien wil, moet daarvoor evengoed wel een vergoeding aan hen betalen. Over de hoogte van de vergoeding moet men het samen eens worden. Om ervoor te zorgen dat niet elke muzikant of elke platenmaatschappij apart in onderhandeling hoeft te treden met elke kroeg die een nummer van een cd wil draaien, worden die onderhandelingen gevoerd door SenaSena onderhandelt met de gebruikers van opgenomen uitvoeringen en verdeelt de gelden: vijftig procent aan producenten en vijftig procent aan uitvoerende kunstenaars. Daarnaast incasseert Stichting NORMA overige collectieve vergoedingen (thuiskopie en leenrecht) voor uitvoerenden en STAP voor producenten.

Deze regeling geldt niet voor on demand digitale exploitatie. In het geval van on demand diensten schrijft de Europese Richtlijn in beginsel individuele exploitatie voor. In praktijk betekent dit dat wie online een on demand dienst wil beginnen tot een vergelijk zal moeten komen met alle individuele producenten, die meestal via het platencontract de rechten van de artiest kunnen uitoefenen. Musici behoren voor deze exploitatievormen evengoed een billijke vergoeding van de producent te ontvangen.

Ook vallen opnamen waarvoor toestemming is verleend voor een ‘sync’ (het aan bewegend beeld koppelen van de muziek) niet onder de vergoedingen van artikel 7. Is er geen individuele toestemming gegeven dan kunnen producent en uitvoerenden de exploitatie wel door Sena laten verrichten.

Acteurs
Voor acteurs, of ‘uitvoerend kunstenaars in beeld’, verdeelt NORMA onder meer de thuiskopie- en leenrechtvergoedingen en de eerder genoemde proportionele billijke vergoeding voor uitzendingen.

Auteurscontractenrecht

Per 1 juli 2015 werd in de Nederlandse Auteurswet het ‘auteurscontractenrecht’ ingevoerd. De meeste bepalingen zijn tevens van toepassing op het naburig recht. De nieuwe wetsartikelen beogen auteurs en artiesten een betere bescherming te bieden tegen onredelijke bepalingen en ‘wurgcontracten’. Onder meer bepaalt de wet dat makers en artiesten recht hebben op een billijke vergoeding, dat representatieve verenigingen van makers en exploitanten collectief mogen onderhandelen en een advies over vaststelling van een minimum billijke vergoeding aan de minister van OCW kunnen uitbrengen, dat daarna door de minister vastgesteld kan worden. Daarnaast zorgt de wet ervoor dat een maker onredelijke contractvoorwaarden kan laten ontbinden, dat een maker recht kan claimen op een aanvullende vergoeding bij onverwacht groot succes (bestsellerbepaling) en bij geen of gebrekkige exploitatie door een exploitant zijn rechten terug kan claimen (non usus bepaling). Ook voorziet de wet in de oprichting van een Geschillencommissie Auteurscontractenrecht als laagdrempelig alternatief voor de rechter. Bij deze laatste commissie kunnen auteurs en artiesten alleen terecht als exploitanten zich bij de commissie inschrijven. Veruit de meeste exploitanten in Nederland hebben tot op heden geweigerd dat te doen.

De werking van de nieuwe bepalingen en de noodzaak voor verdere wettelijke maatregelen zijn in 2020 in opdracht van de regering onderzocht. De bevindingen werden gepubliceerd in het WODC-rapport ‘Evaluatie Wet Auteurscontractenrecht’. De onderzoekers concludeerden dat de wettelijke maatregelen tot op heden maar zeer beperkt effect in de markt hebben gehad. Zij hebben diverse aanbevelingen gedaan tot aanscherping van de wet. Het wetsvoorstel Wetswijziging Auteurscontractenrecht beoogt hierin verbetering te brengen.

Erwin Angad-Gaur

  1. P.B. Hugenholtz, ‘Sleeping with the Enemy – Over de verhouding tussen auteurs en exploitanten in het auteursrecht’ (IvIR, 1999)

 

Lees meer:



Download